Zowel ingescande afbeeldingen als foto's van een digitale camera zijn bitmaps: digitale afbeeldingen, waarbij elk beeldpuntje of pixel
(picture element) een eigenschap krijgt voor kleur en/of helderheid.
Een andere naam voor bitmap is rasterafbeelding, omdat een raster van pixels-met-eigenschappen een afbeelding vormt.
Zo bestaat een foto van een fietswiel bv. uit een verzameling pixels, elk met een plaatsaanduiding en een kleurwaarde.
De voornaamste functie van beeldbewerkingsprogramma's is het aanpassen van die pixels, de bits van een bitmap.
Een andere categorie grafische toepassingen zijn de tekenapplicaties, zoals Adobe Illustrator of CorelDraw: hier maak je tekeningen die bestaan uit vectorobjecten,
wiskundig gedefinieerde lijnen en vormen met een kleureigenschap.
Een vectorafbeelding van een fietswiel bestaat bv. uit de wiskundige definitie van een cirkel met een straal, met een middelpunt op een bepaalde locatie en spaken met locatie, lengte en hoek.
Beide soorten apps hebben hun voor- en nadelen.
In beeldbewerkingsapps heb je volledige controle over elke pixel van een afbeelding. Hier kan je dan ook heel goed subtiele kleurgradaties weergeven, zoals in een foto.
Aan de andere kant moet je oppassen met aanpassingen in formaat van de afbeelding: vergroot je een foto, dan worden de afzonderlijke pixels groter en krijg je een korrelig beeld,
met gekartelde randen en blokkerige overgangen.
Bitmaps zijn resolutie-afhankelijk: een verkleinde afbeelding heeft een hogere resolutie (meer pixels op dezelfde oppervlakte), een vergrote afbeelding heeft een lagere resolutie
(minder pixels op dezelfde oppervlakte).
In een tekenapp bouw je de afbeelding op uit vectorobjecten.
Elk object is apart bewerkbaar en de vormen worden automatisch aangepast op de volledige resolutie van het uitvoerapparaat,
of dit nu het scherm is (met resoluties van 150 pixels per inch of minder) of een printer met 600 dpi (dots per inch = pixels per inch) of meer.
Men zegt dat de printer de vectorafbeelding rendert: converteert de berekeningen naar pixels.
Ongeacht de uitvoergrootte, blijft een vectorafbeelding zodoende vloeiend en scherp.
Bovendien nemen vectortekeningen weinig ruimte in op schijf, in tegenstelling tot bitmaps.
Bij bitmaps wordt elke pixel opgeslagen; de bestandsgrootte is zodoende afhankelijk van de resolutie en de grootte van de afbeelding: hoe meer pixels, hoe groter het bestand.
Bij een vectorafbeelding is de bestandsgrootte afhankelijk van de complexiteit en het aantal objecten in de tekening;
hier neemt een kleine tekening van een tuin met honderden sprietjes gras en wat bloemetjes heel wat meer ruimte in dan een poster met enkele kleurvlakken en wat tekst.