In een tekstverwerker begin je met de tekst te typen, in een DTP-programma begin je met de paginalayout.
Wat is desktop publishing (DTP)?
Vroeger maakte de drukker een afdrukbare publicatie met afzonderlijke stukken tekst, foto's en illustraties,
die allemaal voorzichtig op borden geschikt werden om een fraaie lay-out te krijgen. Die borden werden gefotografeerd op platen voor de drukpers.
Deze traditionele 'plak'-methode is traag, vereist veel vaardigheid, en wijzigingen op het laatste moment zijn kostbaar en lastig.
Met een DTP-programma verzamel je alle tekst, foto's en illustraties en 'plak' je ze op het computerscherm.
Voor je iets afdrukt, zie je op het scherm (bijna) exact hoe de voltooide publicatie er op papier zal uitzien.
Zonder veel moeite kan je blijven experimenteren met tekst en lay-out tot de publicatie perfect naar je zin is.
Vervolgens druk je ze af op je eigen printer – of je brengt het bestand naar de drukker.
De overeenkomst tussen de weergave op het computerscherm en de afgedrukte vorm wordt WYSIWYG genoemd, what you see is what you get.
De meeste tekstverwerkers, zowel voor Windows als voor Mac, zijn WYSIWYG-applicaties en je kan ze uiteraard ook gebruiken om publicaties te maken.
Maar vergeleken met een tekstverwerker, biedt een echt DTP-programma veel meer controle over de lay-out, tekststijl, kleurencombinaties en
andere "afdrukaspecten".
Met een tekstverwerker kan je de boodschap overbrengen, met een DTP-programma gebeurt dat met stijl.
De documentlayout
In een DTP-app begin je met de globale documentlayout in te stellen en daarna zal je pas in detail treden. 
Om te beginnen – letterlijk – kies je het papierformaat bij een document om af te drukken (of het schermformaat bij een digitaal document).
Iedereen kent wel het A4-formaat, dat in Europa gebruikt wordt bv. voor correspondentie en printerpapier.
Een boekpagina is dikwijls A5, een handleiding of kaart A6 en een postzegel A10 of A11. Elk volgend formaat is half zo groot als het vorige.
In de krantenwereld gebruikt men andere formaten. Drie gangbare zijn:
Houd altijd in je achterhoofd dat je hele layout afhankelijk is van het gekozen papierformaat.
Vervolgens bepaal je of je in boekvorm werkt, d.w.z. met recto/verso-pagina's, met spreads = telkens een linker- en een rechterpagina naast elkaar.
Doe je dat niet, dan werk je met aparte pagina's onder elkaar.
De pagina-indeling
Allereerst komen hier enkele layouttermen aan bod.
Denk goed na over die marges:
De maateenheden
Dikwijls wil je objecten een bepaalde plaats op de pagina geven en dan wil je de exacte X-positie en Y-positie kennen.
Bij layoutapps (en vele andere apps) ligt het nulpunt op de linkerbovenhoek van de pagina (pas op: NIET van de marges).
De maateenheden die je instelt voor de horizontale liniaal bovenaan en de verticale liniaal links bepalen de instellingen voor tabs, marges, inspringingen, objectformaten en alle andere afstanden.
Helaas zijn de typografische eenheden – eenheden die gebruikt worden binnen de grafische industrie – niet volledig gelijk in Europa en Amerika.
De bekendste staan hieronder:
| Maateenheid | Symbool | Voorbeeld | InDesign notatie |
|---|---|---|---|
| Inches | i, in, inch, " | 5 1/4 inches | 5,25i |
| Millimeters | mm | 48 millimeters | 48mm |
| Pica's | p | 3 pica's | 3p |
| Punten | pt | 6 punten | 6pt |
| 3 pica's 6 punten | 3p6 | ||
| Cicero's | c | 5 cicero's | 5c |
Ter info:
Sinds de opkomst van de digitale typografie zijn de Angelsaksische inch, pica en (pica-)punten gangbaarder dan de oude Franse cicero, die overeenkomt met 12 Didotpunten. Een Didot-punt bedraagt 0,376065 mm.
Agates worden vooral gebruikt in de krantenwereld, in verband met het verkopen van ruimte voor advertenties.