Is het de bedoeling om een publicatie op papier af te drukken, dan moet je daar al bij het maken van het document rekening mee houden: kies in menu Bestand – Voorinstellingen Afdrukken en controleer dat bij Standaard de juiste printer gekozen is of definieer zelf een printinstelling.
Voor een afdruk op je thuisprinter kies je in menu Bestand – Afdrukken, je controleert bovenaan dat de juiste printer gekozen werd, je vult eventueel een bereik in bij Bereik (bv: 5-7 of 4,6,9) en je klikt op Afdrukken.
Wil je toch meer weten van alle opties? Hieronder een korte opsomming.
Tabblad Algemeen
Tabblad Instellen: papierformaat en -stand, wel of niet schalen, met miniaturen of niet
Tabblad Tekens en Afloopgebied: met of zonder drukkersmarkeringen, afloopgebied en witruimte
Tabblad Uitvoer: hoe zit het met het gebruikte kleurmodel en de printinkten?
Tabblad Grafisch: Hoe worden afbeeldingen afgedrukt? Hoe worden de gebruikte lettertypen behandeld?
Tabblad Kleurbeheer
Tabblad Geavanceerd: wordt het bestand als bitmap afgedrukt en hoe zit het met transparantie?
Tabblad Samenvatting: geeft een overzicht van de ingestelde afdrukopties
Preflight en pakket
Vooraleer je een document naar een drukker stuurt, kan je een kwaliteitscontrole op je document uitvoeren. Preflight is de industriële standaardterm voor dit proces.
Hier zie je o.a. welke lettertypen en afbeeldingen gebruikt worden en of er problemen daarmee zijn, zoals foto's die nog in RGB staan in plaats van CMYK.
Bovendien kan je een pakket maken met alle gebruikte bestanden en lettertypen, zodat je inderdaad alle nodige informatie aan de drukker kan doorgeven.
Kies in menu Bestand (File) – Pakket (Preflight).
Op het overzicht zie je of er problemen zijn en in de deelvensters Lettertypen (Fonts) en
Koppelingen en Afbeeldingen (Links and images) lees je af welke basisbestanden bij de publicatie horen.
Geen problemen? Dan kan je het pakket voor de drukker klaarmaken: